Niet alleen vakantie, wel echt genieten
We zijn in Deshaies, Guadeloupe. Nadat de heren gisteren voor een tweede duik bij Pigeon Island zijn gegaan, hebben we einde middag het anker gehesen voor de kleine 10 mijl naar het authentieke dorpje Deshaies in het noorden van het eiland. Marti en Wouter vonden het duiken trouwens echt fantastisch. Het gebied is een historische duiklocatie waar de bekende onderzoeker Jacques Cousteau studie heeft gedaan naar de onderwaterwereld. Er is van alles te zien. Tussen de koralen, sponzen en vissen zien ze zelfs een naar zeegras grazende schildpad. Ik vertel dit verhaal uit tweede hand, want ik zat (zoals in het vorige reisverslag al vermeld), met een rum punch in de hand te typen bij de lokale beach bar. Na het duiken en enkele biertjes bij diezelfde bar gaan we in het donker ‘hup’ de bijboot in terug naar de Arcadia. Dat ‘hup’ valt echter tegen: we moeten met z’n drieën peddelen met de hand, omdat we halverwege de terugtocht een boei overvaren waardoor de motor afslaat en de breekpen van de schroef afbreekt. Ik heb nog nooit zó mijn linkerarmspier getraind!
Deshaies is wederom een dorpje in een prachtige baai. We eten ’s avonds in ‘Au coin des pêcheurs’, een kleurrijk Caraïbisch restaurantje met prachtig uitzicht op de baai. De plaatselijke specialiteit ‘Blaff’: gestoofde witvis gemarineerd in limoen, knoflook en pepertjes, laten we niet aan onze neuzen voorbij gaan. De volgende dag trekt Marti voor een wandeling de weelderig groene heuvels in. Wouter en ik liften goedkoop mee met een taxi vol cruisegangers naar ‘Maison du cacao’, een plantage waar (surprise!) cacao wordt geteeld en over het productieproces van chocola verteld wordt. Na een enthousiaste uitleg en veel geproefd te hebben laten we ons verleiden om een flesje chocoladelikeur met rum te kopen en stappen we weer in dezelfde taxi terug.
Na wat proviand ingeslagen te hebben beginnen we s’ middags met een tocht van 150 mijl van Deshaies, Guadeloupe naar Soufrière op het Engelstalige eiland Saint Lucia. Het is de bedoeling dat we er ongeveer 24 uur over doen. Ik heb nog nooit een nacht doorgezeild en ben benieuwd hoe ik het vind. Om heel eerlijk te zijn heb ik de vrij kalme zeildagen langs de Caribische eilanden tot nu toe voor ogen, en dan in het donker. Niets is minder waar. We varen vanaf de start aan de wind, waarbij de wind tijdens regenbuien regelmatig de 30 knopen aantikt. Wat ik overdag zo leuk vind aan hoge golven, vind ik in het donker heel eng. Je ziet niet wat er gebeurt, je voelt alleen dat de boot flink heen en weer gaat. Tegelijkertijd gaan we soms erg schuin (30 graden) en loeit de wind gierend om je oren. Ik vind het denk ik helemaal niet leuk, of toch stiekem wel een klein beetje? De heren vinden het in ieder geval prachtig. ‘Dit vind ik leuk, zeilen!’ roept Marti boven de wind uit. Om de drie uur hebben we wacht: Wouter en ik samen, Marti alleen. In de drie uur dat ik geen wacht heb en zou moeten slapen, doe ik geen oog dicht. De Arcadia wordt door de golven mee omhoog genomen en elke keer als ze weer op het water neer klapt, lijkt het alsof er een kanon wordt afgeschoten. Ik ben ervan overtuigd dat er een gat in de romp zit en kom overeind om te kijken of er water de kajuit binnen sijpelt (wat natuurlijk niet zo is). Oh nee! Ik zie Marti niet meer in de kuip zitten. Straks is hij overboord geslagen terwijl wij verder cruisen! Ik sta wiebelend op en zie Marti gewoon rustig achter de kaartentafel zitten. Zo ben ik, wegens gebrek aan kennis over wat een zeilboot allemaal wel niet kan, de hele nacht druk met niks terwijl de boot zich prima redt. ‘De boot kan meer hebben dan de bemanning’ zeggen ze toch altijd? Ik blijk daar het sprekende voorbeeld van. Met mij ‘total loss’ en de boot in topvorm komen we na ruim 27 uur varen aan bij het dorpje Soufrière in Saint Lucia. Oh wat verlang ik naar een stilliggende boot. Ik ben de rest van de dag nog helemaal moe en onder de indruk en trek me stilletjes terug om een boek te lezen. Wat ik wel erg gaaf vond aan de overtocht was de neergaande en opkomende zon te zien, tal van vallende sterren (als ze het goed doen ben ik vanaf morgen miljonair) en sprookjesachtig fluorescerend plankton. Ook het koekeloeren op de plotter vond ik erg vermakelijk, met als hoogtepunt het (ruim op tijd) ontdekken van containerschip Lesley PG die met ons op ramkoers ligt. Wouter roept het schip echter zelfverzekerd op en stuurt de vriendelijke Australische schipper weg langs stuurboordzijde. Eind goed al goed. Ik besluit dat ik nooit meer een nachttocht ga maken.
De volgende ochtend ontwaken we na een wat onrustige nacht (veel deining en een bonkende mooring tegen de zijkant van de boot). Het dorpje ziet er vanaf de boot gezien wat armoedig uit en de gang van zaken in de baai vind ik vreemd. Te pas en te onpas komen er mannen in snelle bootjes de Arcadia omsingelen, die: 1) je afval willen meenemen voor geld, of; 2) je aan een mooring (een soort verankerde boei) willen helpen voor geld; 3) excursies, water, groente/fruit willen verkopen; 4) met een rare smoes ‘ik heb op je bijboot gepast toen je niet keek!’ geld willen verdienen, of; 5) geld willen. Voordat we het dorpje en omgeving gaan verkennen besluiten we te verplaatsen en iets dieper in de baai te gaan liggen. Maar als Marti de motor start en de bedieningshendel wil verplaatsen gebeurt er niets. De hendel zit vast en de boot wil niet meer vooruit en ook niet achteruit. Oh neeeee! We schroeven de hele handel uit elkaar, bestuderen het mechanisme, en terwijl de boel loshangt krijgen we de hendel, en dus de boot, in beweging. Als Marti alles vervolgens weer in elkaar schroeft zijn we terug bij af. Uit elkaar dan maar weer en met de hendel gedemonteerd proberen we de boot de baai in te sturen naar een andere mooring. Daar krijgen we bijna ruzie met een brutale local die zijn hulp bij de betreffende mooring aan ons probeert te verkopen en er niet bij weg wil gaan. Wij zijn echter slecht manoeuvreerbaar en varen recht op de mooring en dus ook zijn houten Rastafari boot af. ‘Go away! Go away!’ roept Marti, en nét op tijd weet de bootbestuurder gas te geven en weg te komen. Razend is hij. Als we uitleggen dat we hem echt niet expres wilden overvaren en onze bedieningshendel stuk is biedt hij aan om er een monteur bij te halen. Marti, die normaliter alles prima zelf kan repareren, geeft zich gewonnen en stemt ermee in. We betwijfelen of er een monteur in dit kleine dorpje is die het probleem kan verhelpen, maar afijn. Een klein uurtje later komt de brutale mooringverkoper terug met de monteur en een Rastafari, die beweert de monteur gezelschap te houden. En we moeten het ze nageven, de monteur blijkt een ware kenner. Hij haalt de bedieningsunit uit elkaar tot er verder niets meer te demonteren valt, bestudeert en doorgrondt het mechaniek, verplaatst nauwkeurig een hefboom, smeert hier en daar een beetje, zet alles weer in elkaar, en…. geen resultaat, alles zit opnieuw vast. Maar na de tweede keer demonteren en afstellen loopt alles weer als een zonnetje. Dat is het voordeel van een eiland waar mensen creatief zijn geworden in het oplappen en herstellen van dingen, er is simpelweg geen geld voor nieuw spul. Na een nogal theatrale onderhandeling over de kosten van dit alles, stappen de monteur, de mooringverkoper en de Rastafari tevreden in hun bootje en halen wij opgelucht adem. Een zeilboot kan immers niet zonder goed werkende motor! Als we met de bijboot bij de pier aankomen is het niet anders qua toeristje lastigvallen: ‘Give me your garbage!’ ‘Give me your hand!’ ‘What is your plan today my friend, wanna see a waterfall?!’. We kunnen hier alle drie erg slecht tegen en negeren iedereen die tegen ons praat, jammer. Hier en daar wordt Marti herkend (hij is hier al twee keer eerder geweest met Heleen en met Wim en Mike. Ik denk stiekem dat het iets te maken heeft met het groen fluorescerende T-shirt dat Marti graag draagt) waardoor we enigszins met rust worden gelaten. We besluiten de zwavelbronnen van het eiland te gaan bekijken en stappen samen met nog 15 anderen in een openbaar tien-persoons busje naar de bronnen. De dampende en borrelende caldera waar de bronnen zich bevinden is indrukwekkend. We kijken vanaf een plateau op dit schouwspel neer. Vroeger schenen de gidsen met toeristen over de caldera zelf te lopen, maar nadat een gids plots in een gat is gezakt en tot zijn middel is verbrand (100 graden Celsius) mag dit allemaal niet meer. Het betreffende gat (‘Gabriels hole’) is wel naar de beste man vernoemd, dat dan weer wel.
‘s Middags vertrekken we weer (de motor doet het gelukkig nog!) en na een kort stukje zeilen komen we aan in Marigot Bay, eveneens op Saint Lucia. Marigot Bay is duidelijk een baai voor een andere doelgroep dan in Soufrière. De baai is bezaaid met de duurste boten en zeiljachten die ik ooit heb gezien. We vergapen ons vanuit de bijboot aan al die miljoenen en verdringen/verdrinken vervolgens ons minderwaardigheidscomplexje in de Happy Hour bar. De volgende dag tanken we water en benzine bij en spelen we stiekem ramptoeristje bij een Frans zeiljacht waarvan het anker muurvast aan een verloren ketting op bodem zit en niet meer omhoog wil. We gaan op pad naar onze op één-na-laatste bestemming op Martinique voordat we zaterdagavond weer terugvliegen vanaf Fort-de-France. Het dorpje Les Anses-d’Arlet, één van de mooiste vissersdorpjes van het eiland, wacht ons op in het felle zonlicht. Het is inderdaad een erg charmant dorpje met een kerk die bijna op het strand staat. Je kunt zo vanuit de mis de zee inlopen. We vieren de afgelopen twee gezellige weken met een afscheidsdinertje bij een typisch Caraïbisch restaurantje op het strand. Naast ons pingelt een man wat op zijn gitaar, voor ons gooit iemand een hengel uit. We steken onze blote voeten in het zand, de zon zakt langzaam weg achter de horizon. Wat ga ik dit missen!
Op de weg terug naar de Arcadia flikt de bijboot nog een laatste geintje. Hij is onder de pier gewaaid en door de opgekomen vloed klem komen te zitten, zodat we hem er van bovenaf niet meer onderuit getrokken krijgen. Marti gaat zuchtend uit de kleren, de bijboot heeft flink wat aandacht geëist de afgelopen twee weken. Het leuke vind ik wel dat we goed hebben kunnen meekrijgen hoe zo’n zeilreis in z’n werk gaat. Het is echt niet alleen vakantie, er gaan dingen stuk, er moeten dingen geregeld worden, er zijn af en toe kleine tegenslagen. Gelukkig is het tot nu toe bij kleine ongemakken gebleven en geniet Marti met volle teugen van zijn reis. Bedankt Marti dat wij daar twee weken van hebben mogen meegenieten! Yah Man! Tot in september!