[vervolg van de video aan het eind van het verslag]

Het Deben Mysterie
Engelandtocht September 2009
Verslag van Wim Gordijn

Op de Arcadia heerste een opperbeste stemming toen we vrijdagochtend tien september rond kwart over tien Ketelhaven achter ons lieten. Onze ‘Winnersmood’ was groot. De Klazina die ook Ketelhaven als thuisbasis heeft en eveneens deelnam aan de Noordzeetocht van de CZT, gaven we zelfs drie kwartier voorsprong. Een matige wind vanuit het noordoosten blies ons redelijk snel richting de Houtribsluizen bij Lelystad waar Rob met zijn crew lag te wachten. Daar nodigden we hen vriendelijk uit de rest van de tocht vooral onze achterkant goed te bewonderen. ’s Avonds om half zeven kwamen wij en de Klazina aan bij onze verzamelplaats,  Jachthaven Twellegea in Amsterdam. De bemanning van de Tineke wachtte ons al op. Gelukkig waren we op tijd voor het palaver van zeven uur. In Twellegea lag eveneens de Capilano 2, een 36 foot Victoire van schipper John de Haan die als aspirant-lid aan de Noordzeetocht zou deelnemen.

Het schippersoverleg duurde niet lang. Al meer dan een week was op Windfinder te zien dat de wind met een kracht van vijf a zes Bf. vanuit het noordoosten zou waaien. Het hoge drukgebied dat er lag zou een gunstige invloed hebben op het weer van de komende week. Ideaal dus voor een oversteek naar Engeland, meenden onze schippers. Tijd voor een voedzame avondmaal was er niet. ‘Eten doen we wel op het Noorzeekanaal’, stelde onze schipper Marti Rijken droogjes vast, terwijl hij de motor van zijn Winner 11.20 startte.  Net voor vertrek meldde ons vierde bemanningslid zich aan boord van de Arcadia. Het was Wessel van Beelen die enigszins verlaat was doordat zijn eigen verjaardagspartijtje uitliep. Aspirant CZT-lid en avonturier Wessel is zelf ook bootbezitter en vaart veel op het IJsselmeer en het Wad. Bij voorkeur met zo weinig mogelijk apparatuur aan boord; zelfs een kompas en een dieptemeter zijn hem te veel, hoorden we later van hem. Dat we te maken hadden met een bijzondere zeeman was ons meteen duidelijk.

Geestdrift

Voordat we de sluizen van IJmuiden in het zicht kregen, hadden we onze buikjes al rond gegeten, zelfs de afwas was al gedaan. Dat was vooral te danken aan een etenswarenruil die we met de Klazina hadden uit onderhandeld. Wij kregen een deel van de nasi die de vrouw van Rob al een dag eerder had klaargemaakt en zij kregen van ons vier stukken vis. We namen er de tijd voor, want het afvaren van het Noordzeekanaal duurt toch al gauw ruim twee uur. Of in de overige boten op deze tocht ook zo lekker is gegeten als bij ons, is mij niet bekend, maar gaandeweg de reis werden de bekkies van de bemanningsleden op de andere boten steeds smaller. We vernamen later zelfs dat Edo zes kilo was afgevallen. Op de Arcadia was daar geen sprake van. Wij hadden immers Mieke Pleij aan boord en die heeft bijna altijd honger. Uit vrees dat ze zelf negen dagen op crackers moest leven, had ze ruim ingeslagen en werden ons gedurende de trip de heerlijkste spijzen voorgeschoteld. Wij aten gewoon met haar mee.

De hele schutsluis van IJmuiden hadden we voor ons vieren. Wat een luxe! Met z´n allen in één groot bubbelbad. Toen de deuren aan de andere kant van de sluis zich langzaam openden, was het alsof we na jaren van detentie eindelijk de vrijheid terugkregen. Onze geestdrift werd vrijwel meteen verstoord door een viertal enorm felle lampen. Ze schenen recht in ons gezicht. We zagen niet eens of het wel een schip was. Maar het kon moeilijk wat anders zijn. Gelukkig verdwenen de lampen voor ons in de nacht. Eindelijk konden we onze eigen koers zetten; de lege donkere ruimte in. Onze koers was puur west, richting Lowestoft, de meest oostelijke plaats van Engeland. Met een ruime wind van 5 á 6 Bf. glipten we rond elf uur ’s avonds aan bakboordzijde de havenmond uit, de oranje gloed boven industrieel IJmuiden achter ons latend. Ons kompas wees 270 graden. Marti stelde voor de wacht van drie uur op en drie uur af om twaalf uur in te laten gaan. En zo geschiedde. Wessel en ik hadden de eerste drie uur vrij, maar blij was ik niet. Ik moest de kajuit in om wat te rusten, terwijl mijn maag al begon te draaien. Rustig in de kuip blijven zitten en naar de horizon staren leek me in een deze situatie het beste, althans dat was mij vaak verteld. Maar veel hielp het niet en al snel moest het putsemmertje uit de bakskist worden gevist. Bij de eerste aanblik ervan kon ik mijn kostelijke maaltijd al niet meer binnenhouden. Ik vond het vooral jammer van de moeite die de vrouw van Rob zich had getroost. Mieke drong er nog op aan het in te vriezen om het op een later tijdstip weer op te warmen. De schat!
De volgende uren bleef ik ineengedoken met een wollen muts ver over mijn oren getrokken in een hoek van de kuip wat zuur voor me uitkijken. ‘Je leek net een kerstman,’ zei Mieke later. Daar had ik me toch wat anders van voorgesteld.

Slingeraap

In de loop van de nacht wakkerde de wind verder aan tot zo´n 34 knopen en waren we genoodzaakt een rif te steken. Onze log gaf een snelheid aan van 7 a 8 knopen. Ook de andere boten liepen als een speer. Hun lichten waren tot diep in de nacht aan de horizon te zien. Opmerkelijk was het rommelige golfpatroon. De boot slingerde naar alle kanten in deze klotsende zee, inclusief het kotsende bemanningslid. Wessel, Mieke en Marti zeiden toen nergens last van te hebben. Maar later bekende Wessel en Mieke wel degelijk iets te hebben gevoeld. Marti beweert zelfs nog nooit het gevoel van zeeziekte te hebben beleefd. Lucky guy! Hij weet niet wat hij mist.
In de kajuit moesten we ons als een slingeraap voortbewegen. Deed je dat niet dan werd je als een balletje in een flipperkast door de kajuit heen en weer gekaatst. We zagen dat met Mieke gebeuren. De blauwe plekken op haar heupen leken wel tatoeages van vuurspugende draken en schorpioenen. Zelfs de eenvoudigste handelingen vergden maximaal denkvermogen.
Bij dageraad kwam de zon te voorschijn en die warmde ons lekker op. De donkere nacht had binnen korte tijd plaatsgemaakt voor een stralende dag. Ook de wind en de hoogte van de golven namen af naarmate we de Engelse kust naderden.

Bolhoed

Bij Lowestoft kwamen we enigszins te laag uit en moesten tegen de stroom in nog een stuk op de motor noordwaarts varen. Vijftien uur nadat we de pieren van IJmuiden hadden gepasseerd en na 104 zeemijlen te hebben afgelegd, liepen we als eerste van de vier schepen onder een bijna wolkenloze hemel de jachthaven van Lowestoft binnen. “Misschien verdienen we een plaatsje in het Guiness Book of Records,” merkte ik enthousiast op. “Jij zeker, maar dan wel als grootbraker,” werd mij door partner Mieke toegeroepen.
Het kwik was inmiddels fors boven de twintig graden gestegen. Dus gingen we op zoek naar onze zomerkleren. In de haven zeilden net een aantal pampusachtige boten binnen. Bij sommige zat de vaart er goed in. Met grote behendigheid zeilden de bemanning de boten naar hun ligplaats. De zeilers waren van het exentrieke soort. Eén had een indrukwekkende spierwitte kapiteinspet op. Hij zou zo door kunnen als gezagvoerder van de Queen Elisabeth II. Maar hij had wel een hele gekke korte broek aan waaruit een bleek stel harige kromme benen staken. Een ander had niet eens de moeite gedaan zijn pak uit te doen en zeilde in zijn witte overhemd met een fladderende stropdas over zijn schouder de haven binnen. Alleen zijn bolhoed had hij thuis gelaten.

Scones

In de middag ging iedereen zijn eigen weg. Tijdens een wandeling over de boulevard en door het centrum van de stad  passeerden Mieke en ik veel flodderachtige typen waarvan de meesten bezig waren met het consumeren van fastfood. Dit stimuleerde ook onze eetlust. Op een terras bestelden we een beschaafde high tea. Helaas was de thee veel te sterk. Door het te mengen met melk werd het nog smeriger. Bij nadere inspectie zaten er maar liefst vijf theezakjes in de theepot. Ook aan de scones was weinig plezier te beleven. Toen ik er met een mes naar wees vielen ze al van ellende uit elkaar.
Uit eten gaan was er dus niet bij. Maar Wessel drong aan op fish and chips, liefst nog in een krant verpakt. We kwamen overeen zelf rijst met een prutje te maken en daarbij voor ieder een stuk vis te kopen. De maaltijd smaakte niet slecht en bleef dit keer binnen.
’s Avonds had ik geen energie meer om nog wat te ondernemen. Anderen zijn de stad in gegaan voor een afzakkertje.

Stranding

De volgende morgen besloten de schippers koers te zetten naar het zuidelijker gelegen Harwich. Daar stroomt de getijde rivier de Orwell de zee in. Aan de oevers van deze rivier ligt Woolverstone Marina. Dat zou ons doel voor die dag worden. De wind waaide met een kracht van vijf Beaufort uit het noordoosten en probleemloos zeilden we naar Harwich. Van deze etappe heb ik een stukje film op Youtube gezet. In het fragment zien we de Arcadia en Klazina alleen met de fok zeilen. Voor de Arcadia was dat al genoeg om zeven knopen te halen. In de brede riviermonding tussen Harwich en Felixstowe komen de Orwell en de rivier de Stour bij elkaar. Door de verradelijke zandbanken is het zaak goed de vaargeul te volgen. Op de marifoon meldde de Engelse kustwacht een stranding van een jacht op een zandbank nabij de ingang van de Thames. De bemanning had inmiddels het jacht verlaten, meldden ze. Meteen pakten we de nautische kaarten en bestudeerde onze positie. Dit zou ons in ieder geval niet overkomen. Maar het dramatische bericht prikkelde ook onze nieuwsgierigheid. Om zo weinig mogelijk van de acties van de kustwacht te missen, vlogen we regelmatig de kajuit in om op het juiste marifoonkanaal af te stemmen. Het bracht ons de nodige afleiding, maar veel wijzer werden we niet. Hoe het de onfortuinlijke zeilers verliep, werd ons niet duidelijk

Steak

Bij de riviermonding in de buurt van Felixtowe passeerden we een reusachtige containerterminal. De schepen die daar lagen aangemeerd, waren dermate hoog gestapeld dat ze de wind uit onze zeilen namen. Gelukkig hebben we een motor die dan graag even in actie wil komen.
Nadat we een stuk de rivier waren opgevaren, meerden we af bij de jachthaven Woolverstone Marine. Naderhand bleek dat we aan de steiger van de ernaast gelegen Royal Yachting Club Harwich lagen. Volgens het log hadden we 35 zeemijlen afgelegd. Aan boord was er weinig animo om te koken. Unaniem besloten we in de pub en eetcafe Pinn Mill te gaan happen. Pinn Mill is in de regio al eeuwen een begrip, maar ook onder CZT’ers met veel actieve jaren heeft Pinn Mill een bekende klank. Om er te komen moesten we twintig minuten over een kronkelig pad langs de oever van de rivier struinen. Wessel die van nature alles wat zwaarder inziet dan ze zijn, had bij voorbaat al bedenkingen over de kwaliteit van de Engelse steak die hij bestelde. Achteraf was hij hoog verbaasd dat hij zo smakelijk had gegeten. Zelf had ik een stoofpotje besteld, heb hem ook opgegeten maar door de gebrekkige verlichting in de pub nauwelijks gezien.
Aan het eind van de avond liepen we met zijn allen in het stikdonker weer terug. Gelukkig waren we zo bijdehand om vooraf zaklampen bij ons te steken. Toen we weer bij de boten aankwamen, was ik mijn dure schipperstrui kwijt. Dus ben ik weer op en neer gelopen om hem te zoeken. Helaas zonder resultaat.

Kielhalen

De volgende ochtend steeg het enthousiasme onder de bemanningen van de deelnemde schepen tot grote hoogte. De schippers hadden tijdens het palaver besloten naar Londen te varen. Meteen zagen we ons al afmeren voor de Tower Bridge en shoppen bij Macy’s. Smakelijk anekdotes van eerdere reizen vlogen over de ontbijttafel. We waren nog maar halverwege het ontbijt toen Bart Bakker in de kajuitopening verscheen met een weersverwachting in zijn hand. “De wind draait in de loop van de week naar het oosten” zei hij droogjes met zijn softspeaking voice. Als hij praat heb ik altijd de neiging aan de volumeknop van de radio te draaien. “We kunnen niet zuidelijker, we moeten naar het noorden. We hebben anders aan het eind van de week de wind recht tegen.” Vroeger werden boodschappers die de pret kwamen bederven meteen gekielhaald. Maar ja, we zijn nu beschaafd. En Bart is natuurlijk een hele aardige vent en een gewaardeerd CZT-lid. Dus reageerden we ons af met een paar keurige inwendige vloeken.

Explosie

Na opnieuw overleg tussen de schippers kwam Marti met de mededeling dat we op de rivier bleven. “We gaan eerst wat zeilen op de Orwell en de Stour. Daarna gaan we naar een jachthaven aan de andere kant van de rivier,” deelde hij ons teleurgesteld mee.
De weersomstandigheden waren die ochtend voor ons Hollanders heel herkenbaar: bewolking met af en toe een bui en hier en daar wat opklaringen. De wind waaide nog steeds krachtig uit het noordoosten. Met andere woorden: gewoon rotweer. Maar slecht weer is vaak goed zeilweer. Dus hezen we ons in onze zeilpakken en zeilden heel stoer in de stromende regen de Orwell af en een stuk de Stour op. Af en toe piepde de zon tussen de wolken. Het gevolg was een explosie van zonlicht over de rivier en de glooiende oevers. Toen werd zichtbaar hoe mooi de omgeving eigenlijk is. Het land toont een rijke variatie aan groentinten. Vooral de oevers zijn heel natuurlijk met afwisselend bomen en open velden. Langs de rivier zijn door de getijde bewegingen waddenachtige gebieden ontstaan met diepe inhammen tussen hoge graspollen. Aan weerszijden van de vaargeul liggen in de rivier boten van particulieren aan moorkettingen. Het is een rommelig gezicht, maar wel typerend voor de rivieren in dit gebied.

Drooggevallen

Na weer een stuk de Orwell te zijn opgevaren, voeren we aan het begin van de middag in de miezerregen de jachthaven van Felixtowe binnen. De havenmeester stond bij de ingang naast zijn kantoortje al wild te gebaren waar we moesten gaan liggen. Waarom de schippers naar deze haven wilden, was mij op dat moment een raadsel. De haven oogde rommelig en het terrein er om heen stond vol boten waaraan werd gewerkt. Meestal neem ik als herinnering wel een foto van onze boot in de haven. Maar dit keer zag ik daar niet de lol van in.
In eerste instantie zagen we maar één toilet en één douche. Later ontdekte we verderop een mooi toiletgebouw. Zoals gebruikelijk in Angelsaksische jachthavens moet je een code in toetsen om de toegangsdeur te ontgendelen. Ook daar moet je achter heen. Toen ik die de volgende ochtend eenmaal had, stonden we net op het punt te vertrekken.
’s Middags klaarde het weer lekker op. We wilden wel eens wat van de omgeving zien. Maar Felixtowe lag zeker vijf kilometer verderop en het busstation nog verder. Ik geloof dat doorzetter Greet er wel is gekomen, maar vraag me niet hoe. Een locale werknemer wees ons (Mieke, nieuwkomer Dik van de Capilano 2 en ik), op een pad langs de rivier. Het paadje leidde ons door een prachtig kweldergebied met modderige geulen en artistieke pollen. In de plaatselijke pub The Ship hebben we een biertje gedronken, want niet alleen de oevers van de Orwell waren drooggevallen, maar ook onze monden .

Verwaaid

Het dinsdagochtendontbijt stond in het teken van de overheadkosten in het bedrijfsleven en bij de overheid. Conclusie: we helpen elkaar steeds meer aan werk en bezwijken bijna onder het management. Maar ja dat wisten we al. Zelfs in onze vrije tijd doen we er vrolijk aan mee. De havenmeesters en brugwachters zul je er niet over horen. Om hen wat werk te bezorgen hesen we al om negen uur onze zeilen. De richting van de deelnemende boten was verschillend. De Tineke en de Capilano 2 koersten af op het vijf mijl verderop gelegen Ipswich. De Arcadia en de Klazina zeilden richting Harwich om het stadje te bekijken. Later die dag zouden ook wij naar Ipswich komen. Eigenlijk lagen we verwaaid, om het in zeilerstermen te zeggen.
We maakten een korte wandeling door Harwich en aten bij een bakkertje een stuk koek. Na de eerste hap sprongen bijna mijn vullingen uit mijn kiezen. De verzoeting van het eten heeft ook Harwich bereikt, merkte ik. Rob van de Werf had het beter bekeken. Hij had ergens een gepofte aardappel kunnen kopen en hapte er gretig in. Maar die was weer zo heet dat zijn snor bijna wegschroeide. Het is geen gemakkelijk bestaan dat we moeten leiden.

Platvloers

Het internetcafe leek van buiten net een meubelzaak. Binnen trouwens ook. Toch konden we er Douwe Egberts koffie bestellen, op de banken neerploffen en Windfinder op internet vinden. De website meldde aan het eind van de week inderdaad een lichte draaiing van de wind van noordoost naar oost. Geen gunstige wind om vrijdag terug te zeilen. Bovendien zou de wind aanzienlijk in kracht afnemen. Voor donderdag voorspelden de windsites nog een krachtige noordooster van vijf a zes Beaufort. Het liefst had ik met mijn opstappersvisie gezien dat we in zuidelijke richting zouden afzakken richting Ramsgate om vervolgens over te steken naar Zeeland. Dan konden we op vrijdag relaxt met een oostenwind langs de kust naar IJmuiden zeilen. “Bij Ramsgate staat een wind van 7 a 8 Beaufort. Daar willen we dus niet heen,” legde Marti geduldig uit. “En de wind neemt op vrijdag sterk af met de kans dat we niet op tijd in Amsterdam komen.” Het heerlijke van zeezeilen is dat je over weeromstandigheden en zeilstrategieën oeverloos kan ouwehoeren. Iedereen heeft er wel een mening over. De simplist Dirty Harry merke in een van zijn films platvloers op: “Opinions are like assholes, everybody has one.” Daar zit wel wat in. We bleven dus nog lang op onze krent zitten en onze meninkjes in het rond strooien.

Om van de Orwell in de haven van Ipswich te komen, moesten we 4 a 5 meter omhoog. Gelukkig lag er een schutsluis voor de haven. Tijdens het schutten van de Arcadia en de Klazina klonk door de speaker van de marifoon een charmante damesstem die ons in keurig verzorgd engels aangaf waar we in de Neptune Marina moesten gaan liggen. Dat maakten we meestal wel anders mee. Tot nu toe waren we gewend aan rauwe, nauwelijks verstaanbare klanken van havenmeesters die duidelijk niet om het leven hadden gevraagd. Zo’n warme vrouwenstem werkt toch anders. Ze sprak de namen Klazina en Arcadia zo mooi in het engels uit dat we er stil van werden. Ik merkte dat we de boten met meer gevoel en zorg in hun box vastlegden dan dat we normaal deden. Zelfs de steken om de kikkers zagen er eleganter uit.
In Ipswich werden we herenigd met de bemanning van de Tineke en de Capilano 2. Die hadden die middag in Ipswich wat rondgekeken. Volgens hen die de stad al eerder hadden bezocht, heeft de boom in de Engelse onroerend goedsector rond de haven veel nieuwbouw opgeleverd. “Het zag er vroeger niet uit” mompelde Wim Tuinstra. “Zo verloederd.” Met zijn pretoogjes nam hij goedkeurend de nieuwe appartementencomplexen aan de haven in zich op.

Onderscheiding

Het diner hoefden we die avond niet zelf te bereiden, maar zou ons in The Ship Restaurant worden geserveerd. De tafel was al besproken. In het tot restaurant omgebouwde schip kon de kok en het bediend personeel zich volledig op onze bediening concentreren, want andere gasten waren er volgens mij niet. De gerechten waren klein, maar exquis en de ambiance was warm, dat gold overigens ook voor de binnentemperatuur.
Toen het diner goed op gang was gekomen en we hard werkten alle spijzen netjes naar binnen te werken, werden we ineens onderbroken door de stem van Greet. Normaal moet iemand die aandacht wil van een kwakend gezelschap hard op de tafel slaan of in een microfoon blazen,  maar Greet doet het gewoon met haar eigen volumineuze stem. Hoe ze eraan komt is me niet duidelijk, mogelijk heeft ze jarenlang in de bouw op de steigers gestaan. Ook dit keer had ze meteen alle aandacht. Ze wilde een onderscheiding uitdelen aan een CZT’er die zich voor de club op een bijzondere manier verdienstelijk had gemaakt. Van nature kijkt Bart Bakker al een beetje verbaasd, maar toen hij hoorde dat hij met de eer ging strijken, keek hij alsof de hemel openbrak en de Messias neerdaalde. Glunderend kreeg hij het edelmetaal (?) met inscriptie om zijn nek gehangen. Waarvoor hij hem precies kreeg, is mij in alle tumult ontgaan.

Intens

De binnentemperatuur nam nog verder toe toen de voortgang van onze tocht ter sprake kwam. De meningen waren nog steeds verdeeld. De volgende dag, woensdag dus, nam volgens de voorspellingen de noordoostelijke wind verder toe tot 6 a 7 Bf.
“We moeten naar boven,” riep Wim Tuinstra. “Naar Lowestoft! .”
“Met deze wind halen we IJmuiden anders niet.”
Rob van de Werf keek dreigend uit zijn ooghoeken en zag de bui al hangen. Als schipper van het kleinste jacht zag hij zich al urenlang tegen hoge golven opboksen. “We moeten dan wel dertig mijl scherp aan de wind zeilen,” bracht hij hier tegen in. Ook de andere twee schippers zagen weinig heil in het voorstel. Als alternatief kwam Wim met het idee de Deben op te varen waar we dan in de jachthaven van Woodbridge konden overnachten. De rivier de Deben ligt ongeveer tien mijl ten noorden van Harwich. Op zich een goed idee: de Deben is een mooie rivier met glooiende oevers en Woodbridge een typisch Engels stadje met een eeuwenoude pub. Maar de haven heeft een drempel waar bij hoogwater volgens de havenmeester van Woodbridge maximaal 1,7 meter water boven stond. Normaal is dat meer, maar het was doodtij. Ook voor dit voorstel kreeg Wim niet de handen van de andere schippers op elkaar. Hun jachten steken dieper dan de Tineke en ze zagen zich al vastlopen in de modder of op een ‘wandelende’ grindbank. Maar Wim wist van geen wijken en gooide als rechtgeaarde Fries zijn kop in de wind. Toen de emoties een hoogtepunt bereikten sprak hij de inmiddels gevleugelde woorden: “Wat jullie doen moeten jullie weten, maar ik ga naar de Deben.” Even was het zo stil aan tafel dat we het in onze spijsverteringskanalen hoorden borrelen. Het was een heel intens moment voor de groep. De jonge schippers hadden de oude leeuw het bos in kunnen jagen, maar bonden in uit respect en uit liefde voor de club. Wijselijk lieten zij Wim zijn gang gaan.

Beest

Wat de reden was waarom Wim Tuinstra zo graag naar de Deben wilde bleef ongewis. Hij was er vele malen eerder geweest, dus nieuwsgierigheid kon het niet zijn. Waren het nostalgische gevoelens die hem naar de modderige oevers van de Deben deed verlangen? Boze tongen fluisterden dat het mogelijk zou gaan om een oude vlam die hij in Woodbridge wilde bezoeken. Zijn beweegredenen zullen hoogst waarschijnlijk voor ons altijd in nevelen gehuld blijven.

Na het diner zijn we Ipswich ingegaan om daar de beest uit te hangen, maar toen we voor de deur van een locale pub stonden, verrekte ik van de slaap. Wessel had er ook niet meer zo veel zin in. Door de donkere Dickensachtige straatjes van Ipswich zijn we teruggelopen in de richting van onze kooien. De anderen die wel bleven, hadden nog getracht het gezellig te maken, maar door de harde muziek hebben ze weinig kunnen horen wat ze tegen elkaar zeiden, vertelden ze de volgende dag.

Teleurstelling

Woensdagochtend vertrokken we rond half elf uit de Neptune Marina en lieten ons in de sluis vier á vijf meter zakken. De zoele vrouwenstem die ons de vorige dag ontroerde, liet het dit keer afweten. Zelfs geen bye bye kon eraf. Als ze niets aan je kunnen verdienen, houden ze hun lippen stijf op elkaar: geen geld, geen warmte. Zo gaat het in het leven van een zeeman. Ik weet overigens niet of er nog CZT-ers zijn geweest die werk gemaakt hebben van de stem, maar uit ervaring weet ik dat dergelijke inspanningen vaak op een teleurstelling uitlopen, maar dat kan ook aan mij liggen.

Op de Orwell merkten we het al. Zoals voorspeld was de wind aanzienlijk sterker dan de vorige dag. Op zee zou zeker een windkracht zeven staan. Koppige Fries Tuinstra was bij zijn standpunt gebleven en zette koers naar de Deben. De andere boten zouden een stuk de zee opzeilen om de windkracht te ondergaan en vervolgens terugkeren naar Harwich om daar te overnachten. Uiteindelijk gingen alleen de Tineke en de Arcadia naar buiten. Met inderdaad een dikke zeven op de windmeter was het aan de wind ruig zeilen. Toch viel de golfhoogte mee. Met twee riffen en een stormfokje doorkliefde de Arcadia zonder problemen de aanrollende watermassa’s en dat met een snelheid van ruim zeven knopen. Unaniem roemden we de zeileigenschappen van de Arcadia. Maar om dit bij deze koers vele uren vol te houden, vergt veel van de zeilende mens en van zijn boot. Het buiswater kletterde zo hard op de buiskap dat de naad van één van de plastiek ruiten het begaf en steeds een beetje verder uitscheurde. Met wat tape hebben we de ruit provisorisch gerepareerd. In de verte zagen we de Tineke eigenwijs met haar dikke kont de richting van de Deben opgaan. Wij hadden het op zo’n vijf mijl afstand van de kust wel gezien en draaiden om. Met een ruime wind beleefden we een ontspannen terugtocht naar Harwich.

Understatements

Die middag hebben we nogmaals de kans gehad Harwich te bekijken, nu wat grondiger. Curieus plaatsje, maar om nou te zeggen: ‘ik kom snel terug’, nou nee. Anderen doodden de tijd door uitgebreid te douchen. Het gevoel dat zeilers krijgen als ze ergens verwaaid liggen, werd mij duidelijk. Je wil weg, maar je kan niet weg. Het is een van de vervelende kanten van het zeezeilen. Maar door wat te lezen en met anderen van gedachten te wisselen gaat de tijd snel voorbij. Een Engelsman die ook verwaaid in de haven lag, vertelde dat de wind de laatste jaren veel vaker uit het noordoosten komt dan vroeger. Hoe het komt? Wie Joost heet, mag het zeggen.

Voor donderdag voorspelde de Engelse kustwacht een windkracht vier a vijf uit het noordoosten. In de loop van de dag zou de wind afnemen naar drie tot vier. De kustwacht gaf aan zijn voorspelling een high degree of confidence. Zou dit dan de dag van onze oversteek worden?  Wessel zag het somber in. “Als ze hier windkracht vijf voorspellen, dan mag je er zeker twee beaufort bijtellen,” meende hij . “Die Engelsen met hun understatements; het waait op zee veel harder,” somberde hij door. Wessel schetst ons een beeld van hoge golven met diepe dalen. Mogelijk heeft hij in het verleden benauwde ogenblikken op zee meegemaakt.

Diplomatiek

Op donderdagmorgen waren de weersvooruitzichten voor de schippers gunstig genoeg om een poging te wagen. Het plan was om de Klazina s’ochtends drie kwartier eerder te laten vertrekken dan de Arcadia en de Capilano 2 om de omstandigheden buitengaats te ervaren. Die ochtend meldde de Tineke zich via de marifoon. Of we nog naar de Deben kwamen. Om twaaf uur zou het hoogwater zijn. We keken elkaar aan en glimlachten.
“Vandaag is een goede dag om terug te zeilen,” legde Marti heel diplomatiek aan Wim uit.
“We staan op het punt te vertrekken.”
“Voor ons is het nog te vroeg,” sputterde Wim Tuinstra.
“Wij blijven nog een dag op de Deben. Goede vaart. Over en sluiten”

’s Ochtends om kwart over elf vertrok de Klazina en om twaalf uur de andere twee boten. Het plan was om eerst naar de ton North Shipwash te zeilen en daar koers te zetten naar Scheveningen, dat hemelsbreed 115 mijl verderop ligt. Op zee stond een windkracht vijf tot zes. Toch iets harder dan was voorspeld. Kreeg Wessel dan toch nog een beetje gelijk? Maar het was te doen. De Arcadia stampte als een kind die zijn zin niet krijgt. Bij het nemen van een golf kwam soms het voorste deel van het schip vrij waarna de boot zich in het golfdal stortte. Dat ging dan gepaard met een enorme klap. Ik hoopte wel dat de constructeurs van de Winner bij hun berekeningen flinke veiligheidsmarges hadden gehanteerd.
We probeerden zo scherp mogelijk aan de wind te zeilen om later zo hoog mogelijk uit te komen. Dat was wel nodig, want volgens de voorspelling zouden we ’s nachts en de volgende dag met een oostenwind te maken krijgen. Het lukte aardig. We zaten bij een windrichting van 15 graden zelfs lange tijd op een kompaskoers van 75 graden. Met deze koers zouden we IJmuiden kunnen halen. Maar ons doel was Scheveningen en dat ligt voor de kust bij Harwich op een koers van 85 graden.

Schattig

Op de Ardacia verliep de terugtocht heel voorspoedig ondanks dat we een groot deel van de tocht twee knopen stroom tegen hadden. Wessel en Mieke bereidde in de kajuit een bonenschotel die we aan het begin van de avond vanuit de kajuit kregen aangereikt. “Heerlijk, dat je niet zeeziek bent,” zei Marti tegen Mieke die tijdens de afwas in de kajuitopening verscheen. Ze zei niets maar wees naar de bakskist. We begrepen het al. Op het moment dat het putsemmertje voor haar neus werd gezet, kwam er zonder enig geluid een heel schattig lavastroompje uit haar mond op gang. Ik herkende meteen de kostelijke bonenschotel.
Tot diep in de nacht konden we onze koers vasthouden. Door draaiing van de wind veranderde ook onze vaarrichting en kwamen we steeds lager uit. Op een gegeven moment zaten we op zo’n 100 graden. Om niet te veel uit koers te geraken en knooppunten in scheepvaartroutes te vermijden, zijn we ’s nachts een paar keer over stag gegaan.
In de loop van de nacht trok de bewolking weg en kregen we zicht op een sprookjesachtige sterrenhemel. Heel mooi! Deze maakte bij het ochtendgloren plaats voor een stralende zonsopgang. Toen Scheveningen in zicht kwam, was er nog maar sprake van een matige wind. Zesentwintig uur nadat we Harwich hadden verlaten, liepen we omstreeks twee uur s’middags Scheveningen binnen. We hadden toen 135 mijl aan een stuk gevaren. De Capilano 2 lag al in de passantenhaven van Scheveningen afgemeerd, maar zij hadden de motor bijgezet  toen de wind afnam. Enkele uren na ons volgde de Klazina met een vermoeid ogende bemanning. Zij waren zuidelijker uitgekomen en in de buurt van Hoek van Holland in het scheepvaartgebied terecht gekomen. Een paar keer moesten ze uitwijken voor vrachtvaarders.

Tranen

Op zaterdagmorgen tussen tien en elf uur vertrokken de boten richting IJmuiden. Het was een aangename zonnige dag met beperkt zicht tot zo’n 10 km. De windmeter gaf een windkracht van drie die later afnam naar twee. We zeilden vrij dicht onder de kust en hadden goed zicht op de kustplaatsen. Vele herinneringen uit vervlogen tijden kwamen boven. Een bijzonder moment deed zich voor ter hoogte van Katwijk. Dit is de geboortplaats van Wessel. Eigenlijk wilde hij er niet veel van weten en vond hij de mensen er op zijn zachtst gezegd wat achterlopen. Maar je geboortegrond kan je niet zo maar uitvlakken, zeker als je moeder er nog woont. Hij had Marti gevraagd om bij Katwijk nog eens extra dicht langs het strand te varen. In eerste instantie was mij de bedoeling niet duidelijk. Al gauw bleek dat hij een ontmoeting met zijn moeder wilde arrangeren. Met zijn mobieltje belde hij haar op en vroeg haar even op het strand te komen kijken. Een tijdje gebeurde er niets, maar plotseling toonde stoere Wessel een ongekende emotie. Ergens op het strand ontwaardde wij een klein rood stipje. Hierin herkende hij zijn moeder. “Dat is ze,” riep hij enthousiast. Boven het stipje zagen we iets heen en weer bewegen. Het moet een arm geweest zijn. Het stipje herkende duidelijk iets op zee. “Je mag wel terug zwaaien,” moedigde Mieke hem aan. In het begin enigzins schuchter, maar later uitbundig zwaaide avonturier Wessel staande op het dek van de kajuit naar zijn oude moedertje van boven de tachtig. Het was een aandoenlijk gezicht. Als ik gevoeliger van aard zou zijn, hadden de tranen in mijn ogen gestaan.

Psycholoog

Naarmate we vorderden nam de wind in kracht verder af. Plotseling was de kuip in rep en roer. Ik spotte de vinnen van twee bruinvissen. Drie keer achter elkaar konden we hun vinnen duidelijk waarnemen. Volgens Wessel is het bijzonder dat ze zich zo dicht onder de kust wagen. Net als de walvis is de bruinvis geen vis, maar een zoogdier. Ze komen boven om wat lucht te happen en verdwijnen daarna weer een tijdje. Wessel had de ervaring dat, net als bij de mens, de dieren een enorme slechte adem kunnen hebben. Het lijkt mij wel aannemelijk als je zo lang je adem in moet houden. Vooral walvissen kunnen er last van hebben. Hoe hij dat heeft kunnen vaststellen, is me ontgaan.
Ter hoogte van Bloemendaal kwamen we amper nog vooruit. Wessel dook de kajuit in en stond even later in zijn bermudashort voor ons. Het zeewater was met vijftien graden Celcius allerminst aangenaam. Wat was de bedoeling hiervan? Had hij zich soms bedacht en wilde hij naar het strand zwemmen om bij zijn moedertje een kopje thee te drinken. Even later hing hij aan een stuk touw achter de boot en deed zelfs een poging de boot achteruit te trekken. Daarna klom hij weer aan boord, niet via het zwemtrapje maar aan de zijkant van de boot. Wat op zich een prestatie is, omdat het veel kracht vergt. Maar wat wilde hij ons hiermee tonen? Laat de psycholoog onder ons het maar uitleggen.

Triest

De hele dag hadden de Klazina en de Arcadia elkaar niet uit het oog verloren. Bij de zuidpier van IJmuiden kwamen de beide boten weer samen. Acht dagen nadat we ons zeilavontuur begonnen, voerden de boten, als twee trouwe kameraden, de havenmond binnen. “We made it,” riep Mieke gemaakt opgetogen. Zei wist natuurlijk ook dat onze prestatie weinig opzien zou baren. Maar toch! Het had ook anders kunnen lopen. Even verderop werden we ineens vanaf de wal toegejuicht. Het waren Peter Kunst en Jacqueline van de Elisabeth die min of meer toevallig langs de haveningang stonden. Een triomferend gevoel kwam over ons. Maar het had ook iets triest, want zij hadden ook met deze CZT-tocht meegewild, ware het niet dat de Elisabeth door brand zwaar is beschadigd.
De Capilano 2 verdween tijdens deze etappe uit het zicht. Schipper John had waarschijnlijk niet zo veel geduld met de zwakke wind van die dag en had bijtijds de motor aangezet. John is trouwens helemaal een man van aanpakken en leeft in een andere dimensie. Tijdens de tocht is hij gewoon doorgegaan met het managen van zijn gevelreinigings- en schoonmaakbedrijven. John weet waarschijnlijk niet eens van het bestaan van zeeziekte. Al waait het buiten een dikke acht en staat zijn bemanning op het punt om van ellende overboord te springen, dan regelt John via zijn satelliettelefoon nog even snel een paar leuke schoonmaakklussen. Wij zijn van een meer aardse dimensie jammer genoeg.

Happy

Ook deze keer hebben we tijdens de vaart over het Noordzeekanaal het diner genuttigd. Onze collega’s van de Klazina boften extra. Zij mochten niet alleen urenlang onze achterkant bewonderen, maar ook meegenieten van de etenslucht die uit onze kajuit opsteeg en met de oostenwind mee over de Klazina streek. Ik veronderstel dat ze zichzelf weer met kaascrackers moesten voeden, net als de dagen ervoor. En die smaken vast veel lekkerder met de lucht van onze penne rigate met roomsaus, zalm en gorgonzola in je neus.
Bij het passeren van Amsterdam werden we weer spontaan van de kant toegeroepen. Nu door Frans en Saskia Zwinkels van de Happy die romantisch zaten te tafelen bij het Wilhelmina Dok. Ook zij hadden waarschijnlijk graag meegewild, maar hadden andere verplichtingen. Toch maakten ze geen unhappy indruk.
Aankomend bij de jachthaven Twellegea zagen we de Tineke al pontificaal in de haven liggen. Hoe zou het hen zijn vergaan? Even later zaten we in de kajuit van de Tineke met de overgebleven bemanningsleden onze verhalen uit te wisselen. Ook Peter, Jacqueline, Frans en Saskia kwamen langs en toonden hun belangstelling. Onder het genot van een Berenburger werd ons het een en ander duidelijk. Wat bleek? De Tineke scheerde net op tijd over de drempel van de jachthaven van Woodbridge. Zij had geen kwartier later mogen aankomen. Droogvallen in de blubberige rivier was dan onvermijdelijk. Vrijdag vertrok de Tineke van de Deben. Daar werd de motor gestart om hem vervolgens in de haven van Twellegea weer uit te zetten. Door de oostelijke wind was IJmuiden voor hen niet te bezeilen. Zo kan het dus ook. Die optie was bij mij niet eens opgekomen. Wij zijn toch zeilers? Een motor gebruik je toch als het echt niet anders kan. Maar daar wordt dus verschillend over gedacht. Een zeezeilersclub uit Edam waarvan een aantal leden ook die week de overtocht naar Engeland hadden gemaakt, was eveneens die dag op de motor teruggevaren. Ook zij dus. Eén van de leden die notabene solo zeilde, had de pech onderweg zijn schroefas te verliezen en kwam midden in een shippinglane stil te liggen. Een andere Edammer heeft hem uit de scheepvaartroute gesleept. Voor het stuk naar IJmuiden moest hij een sleepboot inhuren. Had hij maar niet moeten motoren!!! Edammers kunnen zich beter bezighouden met het maken van kaas dan met zeezeilen.

Rijker

Achteraf gezien hebben onze scherpe-jachten-schippers het prima gedaan. Op tijd hebben ze gebruik gemaakt van de noordoostenwind, nadat die wat in kracht was afgenomen en voordat die vanuit het oosten ging waaien. Chapeau!!
In Twellegea zat het CZT-deel van onze tocht erop. Volgens de GPS hadden we 435 mijl afgelegd. Wessel vond het gebabbel bij de Tineke al snel te veel en verdween in het avonddonker. Of we hem ooit nog terugzien bij de CZT is de vraag. We zullen zien. Hij heeft aan boord van zijn eigen zeilboot geen instrumenten, maar wel een allesbrander. Dus als we op het IJsselmeer of op het Wad een jacht zien zeilen met een rokende schoorsteen dan kan het niet missen of het is de boot van Wessel.
De Tineke is de dag erna naar Sneek vertrokken. Het waarom van de Deben-actie blijft dus voor ons een mysterie waarmee we moeten leren leven.
Marti, Mieke en ik zijn die zondag met een noordelijke wind naar Ketelhaven gezeild. In het begin hadden we de Klazina nog in ons kielzog, maar na een tijd verloren we ze, zoals we gewend waren, uit het oog. De weersomstandigheden waren heel aangenaam. Zo ook onze hapjes en drankjes, geserveerd door onze culinaire prinses Mieke. Marti deed nog een dutje en voordat we het beseften lagen we al weer in Ketelhaven. Daar hebben we de laatste braakresten met leidingwater van de boot gespoeld. Even later lag de Arcadia te glimmen in de late middagzon, alsof er niets was gebeurd. Wij koersten ‘op eigen kiel’ huiswaarts met een boeiende ervaring rijker.

Wim Gordijn

[ vervolg van video ]