Ontsnapt uit La Gomera [4]
Deel 4 – We gaan ervoor
Ik ben geen voorstander van solo varen op meerdaagse trajecten. Er zijn genoeg verhalen dat een solozeiler in de problemen komt door materiaalpech of een ongelukkige val en dan in hulpeloosheid zijn boot op zee moet achterlaten. Met een goede co-schipper had de tocht in veel gevallen voortgezet kunnen worden. Maar nood breekt wet. En hoewel ik het zelden doe weet ik dat de boot en ik het wel kunnen. Ik heb in 2017 van de Azoren naar Bretagne gevaren met weliswaar een bemanningslid, maar die was een groot deel van de reis te ziek om te functioneren, zodat ik het in feite solo moest doen.
Toen het plan eenmaal post had gevat was het wachten op prettige weersomstandigheden. Die deden zich na een week of twee voor, toen het normale Atlantische systeem, met hoge druk bij de Azoren en lage druk bij IJsland, omdraaide. Dat had tot gevolgd dat de noordelijke winden vervangen werden door wind met een westelijke tot zuidelijke richting en ik recht langs Portugal naar het noorden kon. De diepste depressies leken stationair te zijn of richting Ierland te koersen en op mijn route zouden alleen randstoringen voor variatie in het weerbeeld zorgen. Het ideale moment om te vertrekken dus.
De havenmeester bleek echter niet zo gecharmeerd van mijn plan, want volgens hem mocht niet alleen niemand meer de haven in, maar ook niemand er uit. Ondertussen had ik contact met het Nederlandse consulaat op de Canarische eilanden, dat me zeer ter wille was. Zij hebben dit uitgezocht en de havenautoriteiten overtuigd dat een verbod om uit te varen geen onderdeel is van de regelgeving. Na het invullen van een formulier dat ik het Spaanse grondgebied zou verlaten en er niet in zou terugkeren was ik vrij om te gaan.
Op maandag 30 maart ben ik vertrokken. De eerste 10 of 20 mijl moest er gemotord worden vanwege de windschaduw van het eiland, maar daarna pakte de wind me op, rechtstreeks in de richting van Madeira. Dit waren heerlijke omstandigheden. Een matig briesje en lekker zonnig weer, ook de volgende dag nog. Ouwelullenzeilen noem ik dat en daar houd ik van. Ik vraag nooit om spektakel, dat krijg je vroeg of laat toch wel gratis.
Op dag 3 was er erg weinig wind en dan begint de ergernis van klapperende zeilen, totdat je uit arren moede maar een of twee reven zet om de zeilen te ontzien. Daags daarna was er iets meer wind, maar was het grijs en kwamen de Islas Desertas bij Madeira in beeld en het vermoeden van Madeira in de verte. Het grijze weer kondigde de nadelen van zeilen in depressieweer aan: bewolking, regen en afkoeling. Zo ging het dag in dag uit door. Soms met ruime wind, soms aan de wind. Soms met te weinig wind, soms met twee reven. Soms met zon, soms grijs of met motregen. Elke dag werden het water en de lucht wat kouder.
Het slapen ging me goed af. Zodra het donker werd begon ik aan mijn nachtroutine die duurde tot het weer licht werd – een uur of 10 in totaal. In die tijd sliep ik steeds een half uur als de omstandigheden dat mogelijk maakten, tot ik door de wekker werd gewekt. Na een paar minuten inspectie van wind, zeilen en apparatuur ging ik dan weer liggen en zette ik het alarm op het volgende half uur. In de ochtend had ik dan genoeg geslapen om overdag niet moe te zijn. Het was hierbij wel een hele geruststelling dat de oceaan zo ongelooflijk leeg is. Ik zag zelden een schip en dan meestal alleen op de AIS op zeer ruime afstand.
Na een dag of 6 was ik ter hoogte van Lissabon, maar dan wel 170 mijl uit de kust. Daar genoot ik van de voorlopig laatste dag ouwelullenzeilen onder een zonnetje. De volgende nacht draaide de wind naar het noordoosten en wakkerde aan tot 20+ knopen. De boot kreeg zoveel buiswater over dat de dekluiken – altijd al een zwakke plek – begonnen te lekken. Wat wordt het dan gauw een vieze boel binnen, bah. In de avond heb ik voor het eerst de kachel maar eens aangezet om niet alleen de kou, maar ook het vocht te verdrijven. De volgende dag kon ik schoon schip maken, want de wind was weer helemaal weg.
Twee dagen later kon ik aan de oversteek van Biskaje beginnen onder gunstige omstandigheden. De zuidoosten wind was terug met een beschaafde 12 knopen, maar het was wel grijs met matig zicht. Later zou zich een lokale depressie ontwikkelen die mij zou achtervolgen, maar waar ik met wat geluk voor zou kunnen blijven.
Ik heb nog niet verteld dat ik via een Iridium Go gribfiles binnen kon halen. En wat nog mooier is, een bevriende ervaren oceaanzeiler en wedstrijdzeiler uit de UK voorzag mij elke dag van uitgebreidere weerinformatie en adviezen. Nigel bedankt!
De tweede dag op de Golf haalde ik mijn dagmaximum van ruim 150 mijl met ca. 18 knopen wind op 90 graden. Lekker vlot zeilen met 6 of 7 knopen. Dat was maar goed ook, want ondertussen werd duidelijk dat er aan het begin van de nieuwe week, over 4 dagen, op maandag 12 april een windkracht 8 uit het oosten zou staan in Het Kanaal, die zich zou uitbreiden naar de Golf. Maar met deze snelheid of zelfs minder zou ik Falmouth voor die tijd kunnen halen.
Maar o wee, ik ging nog niet hard genoeg en de vlakke depressie haalde me in. De volgende dag was er geen wind, wel de hele dag motregen. Dan zit er niets anders op dan te motoren, maar daar kreeg ik het knap zenuwachtig van want mijn boot heeft maar een kleine tank. Inclusief jerrycans schatte ik mijn voorraad diesel op nog 90 liter. Uitgebreide sommetjes heb ik gemaakt met welke minimale snelheid ik kon varen om op tijd in Falmouth te zijn. Dat bleek zo’n 4,5 knoop en dat ga ik met die diesel niet redden. Het moet economischer en dus langzamer en dus minder ver en dan kom je in Bretagne, verboden gebied voor jachten in de corona-lockdown. Ook daar kreeg ik het benauwd van en om beter voorbereid te zijn heb ik Heleen via de satelliettelefoon gevraagd om mijn probleem bij de Nederlandse Kustwacht voor te leggen. Daar bleek men buitengewoon bereidwillig om een goed woordje voor me te doen bij de Franse collega’s en ze wisten te bereiken dat er voor mij een uitzondering werd gemaakt om te schuilen in de Baai van Douarnenez en ook alleen daar. Ik kreeg te horen dat ik alleen mocht ankeren, niet een haven in mocht en al helemaal geen voet aan de wal mocht zetten. Maar allez, een oplossing was gevonden!
Al met al was er onderweg nog net genoeg wind om zo nu en dan met 3,5 knoop te zeilen, precies de snelheid die ik uitgerekend had om op tijd in Douarnenez te zijn. Van de 90 liter diesel heb er uiteindelijk maar 30 hoeven te gebruiken, zodat er nog 60 liter over is.
De laatste dagen tot Douarnenez kreeg ik gezelschap van trekvogels. Als eerste kwam een tjiftjaf mij gezelschap houden. Ik gaf het arme diertje geen kans, maar daar dacht hij zelf anders over want hij plukte het ene na het andere insect uit de lucht, dat met de vorige oostenwind net als de vogel uit de koers was geraakt. Daags daarna kwamen we in de mist en had een gedesorienteerde boerenzwaluw een plekje op de lier onder de buiskap gevonden. Stomme plek, want ik moet daarlangs steeds naar buiten en dan vloog het vermoeide diertje weer op. ’s Nachts geloofde hij het verder allemaal wel, stak de kop tussen de veren en keek niet meer op of om. Ik hoop dat ze het beide gered hebben.
De laatste 20 mijl naar de ankerplek werd ik scherp in de gaten gehouden, of zeg maar gestalkt, door La Chevre Signal Station aan wie ik mijn ankerpositie al moest rapporteren voordat ik ooit de baai met eigen ogen gezien had. Zij waren niet onvriendelijk, maar hadden kennelijk instructie om me in de gaten te houden. Ze waarschuwden me ook voor kleine vaartuigjes zonder AIS in de dikke mistvelden.
De laatste nacht voor aankomst in Douarnenez had ik de route van de grote scheepvaart gekruisd, wat me flink wat slaap heeft gekost. Goh, wat was ik blij met de AIS in de mist. Toen ik zondagmiddag het anker had uitgeworpen aan de oostzijde van de baai kon ik eindelijk weer in mijn gewone kooi onder een dekbed en heb 9 uur aan een stuk geslapen.
En zie, het verhaal is nog niet af. Want hier lig ik nu, in de baai van Douarnenez. Gisteren heeft het op zee constant zo’n 38 knopen gewaaid (meetstation Ouissant) en hier in de baai gelukkig een stuk minder, hoewel ik ook zo nu en dan 30 knopen op de teller heb gezien. Vandaag is het hier een stuk minder, maar op zee staat er nog een vette tegenwind, zodat ik lekker blijf liggen. Morgen ook nog en misschien dat ik donderdag weg kan. De Fransen beschouwen me nog steeds als staatsgevaarlijk, want gisteren kwam er een legerhelicopter een inspectierondje houden. Ik heb mij vertoond zodat ze weten dat ik aan boord ben en toen gingen ze weer retour.