Ontsnapt uit La Gomera [2]
Deel 2 – Toerzeilen zoals het hoort, maar minder opwindend.
Een week of drie later ging de reis verder met vriend Wim als opstapper. Deze etappe zou ons naar de Algarve brengen, waar Heleen in haar herfstvakantie weer aan boord zou komen.
Normaliter zouden we met een lekkere Portugese Noord in een paar dagen in de Algarve kunnen zijn. Maar dat was niet in deze week. Dat kan je hebben, als afspraken met opstappers je vertrekmoment bepalen, in plaats van het windplaatje. Bij mijn rondje Atlantic had ik daar steeds geluk mee. Nu niet. We hadden voornamelijk te maken met zwakke winden, waarbij de motor regelmatig aan moest. Tanken bij Cascais en overnachten achter anker. Nog eens een windstille nacht achter anker overnachten in de voorhaven van Sines. En de dag daarna kwamen we tenslotte rond middernacht aan bij het zuidwest puntje van Portugal, Kaap Sao Vicente. Een paar mijl verder geankerd bij Forte de Belixe, waar de volgende ochtend bleek dat we precies aan de goede kant van de visnetten langs waren gevaren. De hoekpunten ervan waren wel verlicht, maar het was slecht te zien welk paar lichten bij elkaar hoorde. Dit keer dus geen pech maar gewoon goed gedaan.
Eindstation van deze etappe was Albufeira. Hier ging Wim van boord en scheepte Heleen weer in voor 10 dagen herfstvakantie. Samen hebben we een aantal havens en ankerplaatsen in de Algarve aangedaan, maar we zijn er niet van gecharmeerd. In elk geval niet van de havens, die de ontzettend toeristische stadjes ontsluiten. Op de ankerplekken kun je nog de illusie hebben dat je naar een onbedorven, mooie kust ligt te kijken.
Waar we beslist wel van gecharmeerd zijn is de Guadiana, de grensrivier tussen Portugal en Spanje. Tot ver in het binnenland is dit een bevaarbare getijdenrivier, waar tal van bootjesmensen op leeftijd hun laatste actieve jaren achter hun anker lijken te slijten. Het landschap waar je door vaart is prachtig en de stadjes en dorpen langs de rivier zijn verhoudingsgewijs weinig toeristisch. De meeste boten, en wij ook, varen niet verder dan Alcoutim en Sanlucar, zo’n 20 mijl het binnenland in op respectievelijk de Portugese en de Spaanse oever – een mooie plek, waar we best meer tijd hadden willen doorbrengen. Een Nederlander fungeert hier als vrijwillige hulpveerman en hij kent alle dorpsroddels van het watervolk.
Opnieuw gingen we de boot voor een paar weken achterlaten. Dit keer in Vila Real de Santo Antionio, bij de monding van de rivier. Dat doet toch elke keer weer een beetje pijn, de boot achterlaten op een plek waar je niet stante pede naar toe kunt om te checken of alles goed is. Maar ja, als je je daardoor laat leiden leg je jezelf zoveel beperkingen op.
In november kwam ik met Marius terug op de boot. Marius is geen ervaren zeezeiler, maar goed gezelschap en hij leert snel. Jammer voor hem konden we de eerste dagen niet de zee op vanwege te harde wind en hoge golven. Daarom gingen we maar de tegenovergestelde kant op, weer de Guadiana op, naar Alcoutim om daar te wachten op beter weer. Een goede keuze, want de Guadiana is ons opnieuw goed bevallen. Een sombere noot daarbij is dat tijdens ons verblijf daar, een Nederlander in het donker is misgestapt bij het uit zijn bijboot aan boord klimmen en daarna was en bleef hij zoek. Nog dagen hoorden we vele malen een Mayday om uit te kijken naar deze vermiste persoon. Het vermoeden bestaat dat er meer aan de hand is dan een misstap, want de rivier is niet breed en het kan niet moeilijk zijn om zwemmend de oever te bereiken, zelfs in het donker.
Na een paar dagen diende zich een weervenster aan. Bij vertrek zouden we nog te maken hebben met een prima noordwesten wind van bf 5. Met de golven van de hiervoor harde wind zouden we pas te maken krijgen als we een flink eind uit de kust zouden zijn en de golfhoogte inmiddels wat was afgenomen. Daarna zouden we door een langgerekte rug van hoge druk moeten motoren waarna we een lichte wind konden oppakken naar Lanzarote. Zo gezegd en zo gedaan. De eerste dag ging het als een speer en ook Marius had er lol in. Maar toen kwamen we uit de luwte van Portugal en de lange oceaangolven van een meter of drie hoog, die langs Kaap Vicente kwamen rollen kregen grip op de boot. De boot vind dat niet erg en ik ook niet, maar de maag van Marius kreeg het er te kwaad mee. Gelukkig werd hij niet zo zeeziek dat hij niet meer kon functioneren en was het na een dag weer over. Lanzarote bereikten we verder op een zeer relaxte manier met weinig wind en weinig golven.
Haast hadden we niet, dus we hebben een dag een auto gehuurd en het eiland verkend. Het relatief jonge vulkaangebied in het nationaal park Timanfaya heeft spectuculaire lavaformaties – een “must see” dat ik vele jaren geleden al eens gezien had en nu opnieuw met veel genoegen heb beleefd.
Het einddoel was La Gomera, waar ik voor drie maanden de haven had besproken. Maar eerst gingen we langs de hoofdstad van Tenerife, Santa Cruz de Tenerife, zo’n anderhalve dag varen. Hier was ik niet eerder geweest en het bleek een authentieke Spaanse stad te zijn met geweldig veel sfeer; heerlijk om te verblijven. Wat een contrast met de volgende haven die we aandeden, San Miguel, een golfresort nabij de zuidpunt van het eiland, waar je bij wijze van spreken moeite moet doen om iemand te vinden die Spaans spreekt.
Tot nu toe hadden we nog amper kennis gemaakt met de befaamde of ook wel beruchte acceleratiezones. De enorme bergen van Gran Canaria, Tenerife en La Gomera zorgen er voor dat er achter de berg luwte is, die zich wel 100 mijl kan uitstrekken, maar omdat de wind toch ergens heen moet waait het tussen de eilanden extra hard – een soort trechtereffect. Je kunt binnen een mijl van windkracht 2 in windkracht 6 of meer komen. Op het laatste traject naar La Gomera leek het er op dat we gezien de windrichting in de luwte zouden blijven. Na enig motoren en een hele poos zeilen in een relaxte windkracht 3 kwamen we in de laatste paar mijl alsnog plotseling in 27 knopen wind en hadden we twee reven echt nodig, ondanks de vrij gunstige windrichting. Marius was er blij mee. Dan had hij dat tenminste ook nog meegemaakt. Een paar kledders zeewater in zijn nek had hij er wel voor over.
La Gomera was niet voor niets het einddoel. Het is mijn favoriete eiland en San Sebastian de la Gomera mijn favoriete haven. Hier is wel enig toerisme, maar het is kleinschalig en het domineert niet. Er komen vooral wandelaars en overjarige hippies en daarnaast zijn er de nodige enigzins alternatieve buitenlanders die hier permanent zijn neergestreken. Het is een fantastisch eiland om te wandelen. Op een dag kun je wandelen door de halfwoestijn aan de zuidzijde, de boomheide/boomgagel-bossen op grotere hoogte en de vochtige laurierbossen en bananenplantages aan de noordzijde waar het vocht uit de opstijgende passaatwind uitregent.
Gelukkig hadden we nog tijd voor een paar mooie wandelingen voordat we terugvlogen naar Nederland.
Nu was de boot op zijn bestemming. Met Heleen hebben we hier een perfecte drie weken kerstvakantie doorgebracht met veel wandelingen en genieten van het mooie weer en de sfeer. O ja, we hebben ook nog een beetje gezeild, naar La Palma en terug, om onze aangename indruk van Santa Cruz de la Palma te verversen. Tijdens het rondje Atlantic was dat onze eerste kennismaking per boot met de Canarische eilanden en we waren er toen vol van. Nu had ik ook Santa Cruz de Tenerife gezien en dat steekt er toch wel met kop en schouders bovenuit als sfeervolle stad.
Terugkijkend liep deze etappe op rolletjes. Beetje saai voor de lezer misschien. Maar we zijn er nog niet.
Klik door naar deel 3
Klik terug naar deel 1