Nou vooruit, nog eentje dan
We zitten onder de klamboe, direct om ons heen is het stil, met af en toe het geluid van een springend visje. Iets verder weg horen we de geluiden van de moskee vermengd met het geroffel van jambees. Het is mijn laatste avond in dit bijzondere land, de laatste avond van een bijzondere vakantie. Morgenavond vlieg ik terug naar Nederland en woensdag of donderdag vaart Marti verder naar de Kaapverdische eilanden.
Morgen moet ik dus afscheid nemen van al die hartelijke mensen hier die ons het gevoel geven dat we er zo’n beetje bij horen. Tja, en wie mij kent, weet dat afscheid nemen niet een van mijn sterkste kanten is. Ik zal hier niet vervallen tot het herhalen van het Franse gezegde dat mijn grootmoeder altijd placht te bezigen, maar toch…..
Voordat ik de blik weer vooruit richt, kijk ik nog even terug:
Gisteren heeft Janeri ons rondgeleid bij het MRC (Medical Research Council), het grootste bedrijf van Gambia. Dat was boeiend, maar ook wel wrang. In het weekend wordt er daar niet gewerkt en ook niet in het ziekenhuis op het terrein. Er zaten gisterenmorgen (zaterdag) al moeders met kleine kinderen en baby’s te wachten, zodat zij maandagmorgen in ieder geval aan de beurt komen. Het spreekuur duurt namelijk een bepaalde tijd en als er dan nog mensen zitten te wachten, dan hebben die pech; die worden niet meer geholpen die dag.
Het is overigens een prachtig complex in een schitterende natuur met veel vogels. Na afloop van de rondleiding zijn we onthaald op heuse, zelfgemaakte appeltaart!
Driemaal deze vakantie hebben we geprobeerd te eten bij John Raymond’s, het strandtentje waar we twee jaar geleden elke avond aten. Driemaal is dat niet gelukt want ze zijn nog aan het opstarten. Wel zijn we alle keren, en zeker de twee laatste met koud bier en een goed gesprek, enthousiast “opgevangen” door de “filiaalmanager”, Karamba. Toen hij hoorde dat wij bij Lamin Lodge voor anker liggen, werd hij lyrisch: hij komt namelijk uit Lamin Village en is daar in de regentijd gewoon boer. In de droge tijd echter werkt hij aan de kust. Het was of hij twee dood gewaande vrienden of familieleden had teruggevonden, zo blij was hij en we moesten beslist zijn compound bezoeken en zijn broer, moeder, vrouw en kinderen de groeten gaan brengen.
Dat laatste hebben we vandaag gedaan: de familie was al op de hoogte van onze komst en we werden door de broer bijzonder hartelijk ontvangen. De vrouw – geen idee van wie van de twee broers – bleef bescheiden op de achtergrond en de kinderen – ook niet geheel duidelijk van wie die zijn – kwamen af en toe nieuwsgierig kijken naar die twee “toubabs” (witten). Ook met Ebrima, broerlief, hebben we een interessant gesprek gehad. Beide heren zijn behoorlijk ontwikkeld en zien het belang van scholing in. Ze hebben een organisatie opgezet, naast hun werk als boer, waarmee ze, veelal in samenwerking met Spaanse scholen of bedrijven, allerlei projecten realiseren die ervoor moeten zorgen dat ook de plattelandsbevolking van Gambia scholing, ziekenhuizen en allerlei andere voorzieningen krijgt. Toch eens kijken of er met mijn schoolleiding valt te praten over een projectje….
Tja… en dan nu de blik vooruit. Morgen over precies 2 maanden vlieg ik naar Martinique; ik meld mij wel weer vanuit de Caribean!
Nu ga ik nog even – tot morgen 15.00 uur als Lamin ons komt halen om naar het vliegveld te gaan – genieten van The Gambia!
Sent from Iridium Mail & Web.
Weer even bijgelezen!
Jullie beleven zo geweldig veel, genieten zoveel en beschrijven het allemaal alsof je erbij bent!