Laatste dagen op Saba, 22-24 maart
Vermoeidheid in combinatie met nonchalance is iets wat je op een zeilboot niet kunt gebruiken, want “assumption is the mother of all fuck up’s”, zoals Heleen pleegt te zeggen. Ik was moe van nachtenlang schommelen achter de mooring op Saba en wilde eindelijk weer eens een nacht doorslapen op een stilliggende boot. Om die reden wilde ik naar de lagune op Sint Maarten en had ik de bootsnelheid afgestemd op de opening van de brug. De hele dag had ik rustig achter het fokje aangesukkeld met maximaal 5 knopen bootsnelheid en ik kwam precies op tijd aan bij de brug naar de lagune en daarachter ging het mis. Uit routine hield ik van zee komend de rode ton aan bakboord, terwijl ik in wat alerter geestesgesteldheid donders goed weet dat ze hier IALA-B hebben, met de kleur van de betonning precies omgekeerd als in Europa. Die tonnen liggen er niet voor niets, want ik zat binnen de kortste keren vast aan de grond. Gelukkig zijn er nauwelijks getijden, zodat je op je gemak kunt proberen zelf los te komen, zeker op de lagune, zonder golfslag. Maar bijna meteen kreeg ik hulp aangeboden van een zware speedboot en dat is natuurlijk wel zo gemakkelijk. Een lijntje overgegooid en trekken maar. Oeps, dat bleek nog verder de ondiepte op. De motor van het zware monster brulde en de sleeplijn van 16 mm knapte alsof het een vlaggenlijntje was. Dit was niet de manier, duidelijk, maar ondertussen zat ik te vast om op eigen kracht nog los te kunnen komen. Een lijn van de top van de mast om de boot scheef te trekken was de volgende poging, maar ik was inmiddels beducht voor de kracht van de speedboot. De 7/8 getuigde mast is namelijk in de top niet gestaagd tegen doorbuiging opzij. De mast boog vervaarlijk door voordat de boot voldoende schuin kwam om los te komen, zodat ik die poging heb afgebroken. Liever aan de grond met een hele mast. Een volgende poging wilde ik doen met de spinnakerval die ter hoogte van de hoofdstagen uit de mast komt. De schipper van de speedboot wilde echter graag eerst proberen de boot achteruit los te trekken. Zowaar, die poging lukte! Hè hè, eindelijk naar de ankerplek en vroeg naar bed.
Het slechte slapen op Saba werd helemaal goed gemaakt door wat het eiland te bieden heeft. Maar eerst even terug naar de gestrande Elsa. Het onderdek met de gastenverblijven en de machinekamer stond al helemaal onder water en de diesel stroomde de zee in. Het schip had de tank half vol, dat is nog steeds zo’n 20.000 (!) liter diesel. Even voltanken betekent voor velen van ons een jaarsalaris, maar afgezet tegen de dagwaarde van de boot, van 31 miljoen dollar, is dat wel in verhouding 😉 Zo nu en dan werd de Arcadia dan ook omringd door een dieselfilm op het water. Zwemmen was er dan niet bij. Geen groot probleem voor mij, want ik wilde toch het land op.
Ik moet nog wel even vermelden dat ik hoorde van een Nederlands jacht van 49 voet dat de week ervoor op de rotsen was geslagen. De lijn van de boot was doorgesleten toen de bemanning een paar dagen van boord was. Ze hadden, zoals aanbevolen in de documentatie van het Mariene Park, hun lijn door de mooringlus gehaald van de bakboordkikker naar de stuurboordkikker. Fout! De boot giert altijd heen en weer en dan schuurt de lijn door de lus, net zo lang tot hij doorgesleten is. Een landvast die dubbel wordt genomen vanaf de boot moet altijd terug naar hetzelfde punt als waar hij vandaan komt. Een gouden regel die altijd op gaat.
Om aan land te komen moet je met het bijbootje 1,5 mijl tegen de wind in naar het veerhaventje. Er is een tijd geweest dat het motortje zoveel problemen gaf, dat ik dat niet zou aandurven, maar het ding loopt tegenwoordig als een zonnetje en dan is het in een kwartier gepiept. Eenmaal aan land moet je steil omhoog naar het eerste dorpje, The Bottom. Het tweede dorpje op Saba heet Windward en je mag raden aan welke kant dat ligt. Openbaar vervoer schijnt er niet te zijn op het eiland, wat als groot voordeel heeft dat liften hier de norm is; iedereen doet het en je wordt zo meegenomen. Het eiland is van een Madurodam-achtige kneuterigheid, zodat overwegingen van veiligheid hier bij het liften helemaal niet aan de orde zijn. Ik bedoel dat positief. Saba is heel relaxt en charmant.
Vanuit Windward begint er een goed onderhouden, halfverhard pad, onderbroken door 1064 traptreden naar de top van het eiland: Mount Scenery. Je ziet een mooie opeenvolging in de vegetatiestructuur. Beneden bij de haven is een halfwoestijn-vegetatie, bij het begin van de trap secundair gedeeltelijk bladverliezend bos met veel gekko’s, een enkele landheremietkreeft en heel veel Philodendrons met bladeren zo groot als olifantsoren, niet verrassend in het Engels Elephants Ears geheten. Bij de top, die bijna altijd in de wolken zit, groeit onverstoord nevelwoud. Vooral dat nevelwoud was voor mij als bioloog genieten. Boomvarens, zompige bosbodem, nevel die neerslaat op de takken met als gevolg hangende mostapijten en volop epifyten en varens met bijna doorschijnend dunne bladeren want over uitdrogen hoeven ze zich geen zorgen te maken. Je kijkt je ogen uit. Maar niet naar het uitzicht, want je ziet rondom alleen mist. Verbaasd was ik toen ik dicht bij de top halfverwilderde, maar goed in de veren zittende kippen tegenkwam. Deze dieren vinden hier een biotoop dat niet zo erg verschillend is van hun oorspronkelijke biotoop in Azië. Alleen al deze wandeling was voor mij het bezoek aan Saba waard. Hier droomde ik van als biologiestudent.
Maar Saba staat ook bekend vanwege de onverstoorde onderwaterfauna. Je hebt al gelezen dat ik daar snorkelend niet goed hoogte van kreeg, daarom heb ik me ingeschreven voor een duik voor de volgende dag, bij duikshop Saba Divers (www.sabadivers.com), die sinds 6 maande gerund wordt door de Belgische Cato en haar Duitse vriend Ben. We hebben gedoken bij de duikspot ‘Hot Springs’, tussen de veerhaven en Ladder Bay. Bij deze duikspot komt warm vulkanisch kwelwater uit de bodem omhoog, wat je kunt voelen als je je handen in het zand steekt. De afwisseling van zandbodem met rotspartijen geeft een prachtige verscheidenheid aan zeeleven. Op de zandbodem zagen we twee rustende Verpleegsterhaaien en een enorme zeeschildpad. De rotsen bieden leefruimte aan bekersponzen en koralen, voornamelijk zachte, maar ook kalkvormende, met een weelde aan koraalvissen: Franse keizersvis, Hertogsvis, Papegaaivissen, Trekkervissen, Vijlvissen, Koffervissen (o.a. de Honingraat koffervis), Witgestippelde vijlvis en Doktersvissen. Deze laatste hebben een uitklapbaar lancet paraat aan weerskanten van de staartwortel. Een enorme Langoeste in een hol onder de rotsen completeerde het fraaie beeld. Mijn duikgenoten waren behalve Cato een bejaard Duits stel van tegen de 80, dat woont op Barbados. Zo wil ik ook wel oud worden.
Na de duik ben ik via land naar de beruchte Ladder gelopen. Ik heb alsnog medelijden met de arbeiders die beneden schepen moesten lossen in de branding van de keienkust en vervolgens de lading op hun rug die hoge trap op moesten dragen. Zonder bagage kostte het mij al menig zweetdruppel.
Bij het wegvaren van Saba passeerde ik de volgescheten Diamont Rock, broedplaats van Booby’s (lokale Jan van Genten) en Keerkringvogels. De vogels zaten nu op zee, maar ik heb nergens zo veel prachtige Roodsnavelkeerkringvogels gezien als rond Saba.
Nu lig ik weer in de baai van Marigot. Hier voel ik me vrijer dan in de lagune, maar de komende dagen ga ik wel de drukte ontvluchten. Ik weet nog niet waar naartoe. Misschien naar het nabijgelegen eiland Tintemarre.
Rond 10 mei