Already so far and still so good
Na ons vertrek vanuit Funchal brengen we twee nachten en anderhalve dag door op de oceaan. We hebben welgeteld, en dat was nog voor de kust van Funchal, één vissersschip gezien en verder helemaal niets of niemand, ook niet binnen 100 mijl op de AIS.
De eerste nacht is hoegenaamd windstil. De mededeling “we kunnen de zeilen hijsen” bleek een wat voorbarige te zijn geweest. Af en toe proberen we te zeilen, maar al snel blijkt dan toch telkens weer dat we de motor bij moeten zetten. We slaan ons er doorheen onder het motto: “dit gaat sneller dan voor anker liggen.”
Pas tegen de ochtend kan de motor uit en kunnen we eindelijk zeilen En dat doen we dan ook. We lopen een mooie snelheid en we hebben een heerlijk zonnige en luie dag. Ik voel me helaas niet optimaal – zeg gerust verre van -. Ik heb een keelpijn ontwikkeld en daar komt later nog hoofdpijn bij ook. Al voor dat mijn eerste wacht ingaat, slaap ik zo’n anderhalf uur. Die eerste wacht kom ik zonder kleerscheuren door. Maar dan…. Ergens tijdens wat mijn tweede wacht had moeten zijn, word ik even wakker en constateer dat Marti ligt te rusten en dat het eigenlijk mijn beurt is om te waken. Ik ril van de kou en ben te beroerd om ook maar iets te doen of te zeggen; ik val weer in slaap en word wat later weer wakker, nu slaan de vlammen er aan alle kanten uit. De tijd van opvliegers ligt al een tijdje achter me, dus dat kan het niet zijn…. Ik zal toch verdorie geen koorts hebben en die wacht dan….? Even later heb ik het weer ijskoud: ik weet genoeg en val opnieuw in slaap – SORRY! –
Om half tien word ik met een vreselijk pijnlijke en dikke keel en barstende hoofdpijn wakker; Marti maakt net koffie. Ik vraag toch maar even – wat denk je zelf -, waarom hij mij niet heeft gewekt voor mijn tweede wacht. Het antwoord laat zich raden: je was oververmoeid en dreigde ziek te worden. Ik troost me met de gedachte dat er toch niets gebeurd zou zijn dat mijn aandacht nodig kon hebben – ik ga er tenminste vanuit dat de afgelopen nacht net zo was als de eerste – maar ik voel me er niet prettig onder.
Twee koppen koffie, een broodje en een ibuprofen later, knap ik een beetje op. Voor ons ligt La Palma. Het zicht is slecht. De laatste mijlen moeten helaas weer op de motor. We laten het grootzeil staan omdat er misschien nog een “accelleration zone” komt; jazeker…. We meten op het laatst toch weer 24 – 27 knopen. Hier word je geacht – het is net Dover – je 2 mijl van tevoren te melden bij Port Control en vervolgens, in de haven, bij de Marina. Daar worden we opgewacht door een allervriendelijkste havenmedewerker, die op het moment dat ik hem zeg dat ik het in het Spaans ga proberen, zijn spreektempo naar beneden bijstelt en mij – YES! – een compliment voor mijn Spaans geeft. Het is siësta en we moeten wachten tot 17.00 uur voor het havenkantoor open is. Pas dan mogen we een box in. Nog een kleine drie uur te gaan dus. Een mooie gelegenheid om even in Santa Cruz rond te lopen en te testen hoe het lokale bier smaakt. Maar voordat we dat gaan doen, ga ik even overboord om te zwemmen. Tussen ontelbare kleine visjes geniet ik van het kristalheldere water in de havenen als ik terug zwem naar de boot realiseer ik me dat de Arcadia ons toch maar mooi veilig van Nederland naar de Canarische eilanden heeft gebracht en dat dit een meer dan fantastische ervaring is!
Hoi Marti en Heleen
Wat leuk om jullie reisverhalen te lezen. Het leest als een boek. Ook voor mij als niet-zeiler lijkt het me geweldig zo,n reis te maken op zee. Ik begin zelfs al iets te begrijpen van knopen, maar het melkmeisje is nog een brug te ver.Heel veel plezier op la palma en natuurlijk de reis daarna.
Groet Joke